Door Gerrit Gielen
In de Bijbel zegt Christus: “Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.” (Marcus 10: 13-31). Wat betekent deze uitspraak eigenlijk? Voor mijn gevoel maakt Jeshua daarmee twee dingen duidelijk. In de eerste plaats dat kinderen van nature een hele mooie spirituele energie met zich mee dragen. In de tweede plaats dat de mens zelf in wezen goed is.
Na zijn dood veranderde deze visie op de mens snel. De leer van Christus werd een leer over Christus. Toen wij Jeshua eens vroegen of zijn dood een bepaalde betekenis had zei hij: “Nee, het zegt alleen iets over hoe mensen reageren op nieuwe ideeën.” Met agressie dus. Zijn volgelingen begonnen echter aan zijn dood een bijzondere betekenis te geven: die van een daad van opoffering. De kerk werkte dat in latere tijden verder uit: Christus was gestorven voor onze zonden, de mens was immers slecht en van nature zondig.
Ik kan me herinneren dat toen ik als kind op school zat, er een leraar voor het bord stond die zei: “Stel je eens voor dat op dit bord al jullie zonden staan. En nu komt Christus. Hij doopt zijn kwast in een emmer van zijn eigen bloed en wist daarmee jullie zonden uit. Maar er komen steeds meer zonden bij! Zijn bloed raakt een keer op!” De man hield van drama. En dat was nog in mijn jeugd. Daarvoor was het nog veel erger. Onlangs las ik een boek over het kloosterleven van vroeger. Versterving, het op alle mogelijke manieren pijnigen van jezelf, was toen normaal. De mens was immers slecht en zondig en het natuurlijke verlangen om te genieten van het leven was helemaal slecht, en dus werd alles wat fijn was verboden – met name seks. God was heel boos op de mens omdat die zo zondig was. En door jezelf te laten lijden kwam je de boze God enigszins tegemoet – en dat was dus goed. De monnik die zich het meeste pijnigde was de heiligste. Als het eten een keer goed smaakte, moest dat zo snel mogelijk opgegeten worden, want je mocht er niet van genieten.
Maar welke mensen zijn nu het meest geneigd om te genieten van het leven en de dingen niet al te serieus te nemen? Precies: kinderen. Die moesten dus heel hard aangepakt en gedisciplineerd worden. Voorkomen moest worden dat ze het idee kregen dat het leven er was om van te genieten en leuke dingen te doen.
Wat dus in de oorspronkelijke Christelijke spiritualiteit werd gezien als het mooiste en zuiverste deel van de mens, werd onder invloed van de kerk beschouwd als het verdorven deel van de mens. Het spontane en kinderlijke was een onaangepast, zondig deel dat onderdrukt, gedisciplineerd en het liefst vernietigd moest worden. De aangepaste, hardwerkende en onderdanige volwassene die al zijn natuurlijk impulsen onderdrukt had was goed, het kind slecht.
Kinderen van de oude tijd
De kinderen van de oude tijd pasten zich aan dit model aan. Ze gingen de incarnatie aan in de wetenschap dat er nauwelijks ruimte zou zijn voor de manifestatie van hun Goddelijke oorsprong. Bij die kinderen trekt de ziel zich na de geboorte bewust terug, zodat het bewustzijn helemaal op kan gaan in de ideeën en normen van die tijd zonder veel weerstand te bieden. Voor de ziel is deze periode een leerfase. Het door ervaring leren kennen van de structuren, de machtsverhoudingen en de angsten die bij het leven op aarde horen. Begrip voor datgene wat je wilt veranderen is nodig voordat je het kunt veranderen.
Natuurlijk waren er uitzonderingen, dappere mensen die de confrontatie met de vooroordelen en angsten van hun tijd aangingen en de mensheid wat van hun licht schonken. Vaak werden ze daar op afgerekend. Toch zijn zij degenen geweest die voor de vooruitgang en evolutie van de mensheid zorgen. Het is een tijd waarin er nauwelijks aandacht voor kinderen bestaat. Er worden bijvoorbeeld geen boeken geschreven voor kinderen. Het gaat er om kinderen zo snel mogelijk volwassen te maken en mee te laten draaien in de volwassen wereld. Tot het zover is worden ze als een last beschouwd.
Kinderen van de tussentijd
Zelf ben ik een kind van de tussentijd. Kinderen van de tussentijd zijn kinderen die in twee werelden leven: de oude wereld en de nieuwe wereld. Als ze jong zijn staat de school voor de oude wereld en de innerlijke wereld van de fantasie voor de nieuwe wereld. Als ze volwassen zijn staat de wereld van het werken voor de oude wereld en de vrije tijd voor de nieuwe wereld.
Kinderen van de tussentijd, zoals ik, hebben sterk de neiging de oude wereld als een noodzakelijk kwaad te zien. Ik aanvaardde het naar school gaan, de verschrikkelijk saaie lessen, het opgesloten zijn in een lokaal terwijl ik liever buiten speelde waar de zon scheen. Op school verloor ik me vaak in mijn fantasieën. Ik had het idee dat ik later zou moeten werken om geld te verdienen, en dat ik in mijn vrije tijd leuke dingen zou kunnen doen. Maar als kind van de tussen tijd voelde ik wel heel duidelijk mijn eigen innerlijke wereld. Ik wist dat ik van binnen heel anders was dan de mensen om me heen. Ik was als kind ook bang om op te groeien, ik dacht dat ik dan mezelf zou verliezen. Net zo zou worden als de volwassenen om me heen. Dat leek me een heel eng idee.
Het leven in de tussentijd wordt opgedeeld in twee delen. Eén deel wordt nog beheerst door de oude angsten en structuren. Dit deel noemen we werken. Het is een deel dat we vaak vervelend vinden maar het levert geld op. Een ander deel is vrije tijd, en daarin mogen we onszelf zijn, creatief zijn en genieten van het leven. Maar we worden dan wel geacht ons geld uit te geven. Als ik oude kranten en boeken lees over de toenemende vrije tijd van de mens, dan is de toon altijd negatief. Men ging er gewoon van uit dat de gemiddelde mens deze toenemende vrije tijd slecht zou gaan gebruiken. Waarom? Omdat men er nu eenmaal heilig van overtuigd was dat de mens in wezen slecht was, en dus automatisch slechte dingen zou gaan doen met zijn tijd.
Mensen die in de tussentijd leven, leven in twee werelden. De oude wereld is gebaseerd op angst en op het idee dat de mens slecht is. We kunnen die oude wereld nog het meest voelen in grote oude fabrieken waarin de mens beschouwd wordt als een radertje in een machine, of in de oude klaslokalen waarin leerlingen gedrild werden. Ook in de oude godsdienstige ideeën herkennen we die oude energie. Maar ook op veel andere plaatsen is deze nog steeds aanwezig, overal waar een hiërarchische machtsstructuur aanwezig is, wordt de energie van de nieuwe tijd ontkend. In de nieuwe tijd is de mens één, in de oude tijd is hij opgedeeld in hokjes: landen, geloven, rassen, klassen en nog duizend andere hokjes.
Mensen die in de tussentijd geboren worden, weten dat ze in twee werelden leven en hebben de neiging dat te accepteren. Hun ziel heeft zich lang niet in die mate teruggetrokken als bij de mensen in de oude tijd het geval was. Maar ze passen zich aan en houden bewust een deel van zichzelf achter. Ze worden nog sterk beïnvloed door de ideeën van de oude tijd waarin het uiten van je eigen oorspronkelijke energie werd gezien als verkeerd. Ze zijn dan ook bang hun ware aard te laten zien omdat ze geloven daarmee weerstand en agressie op te roepen. Omdat ze zich niet gezien voelden als kind hebben ze vaak ook last van minderwaardigheidsgevoelens. Ze probeerden goedkeuring te krijgen door zich aan te passen. Maar door dat te doen onderdrukken ze een deel van zichzelf, wat allerlei psychische en lichamelijke klachten tot gevolg heeft. Gelukkig voor hen is de wereld aan het veranderen: er komt meer ruimte voor de ziel. Een nieuwe tijd breekt aan. Steeds meer kinderen van de tussentijd beginnen als volwassenen te ontdekken dat ze niet alleen staan en dat de tijd is aangebroken dat ze zichzelf kunnen laten zien en kunnen leven vanuit het hart. De oude tijd was de tijd van angst, van jezelf verbergen; de nieuwe tijd is de tijd van liefde, van jezelf laten stralen.
Kinderen van de nieuwe tijd
Kinderen van de nieuwe tijd leven niet in twee werelden. Als deze kinderen incarneren willen ze zichzelf zijn; ze houden goed contact met hun zielenenergie en willen deze energie tot uitdrukking brengen. Hoe gevoelig ze ook zijn, ze geloven in zichzelf en zijn niet geneigd om concessies te doen aan de structuren en ideeën van de oude wereld. Ze kunnen alleen maar ‘zijn op hun eigen manier’. Het vermogen van mensen van de tussentijd – om zich aan te passen bij de structuren van de oude tijd – ontbreekt bij hen: de ziel wil zich niet langer aanpassen maar manifesteren. Ze ervaren de tweedeling van onze wereld instinctmatig als zeer onnatuurlijk – en terecht.
Laat ik het verschil illustreren met een voorbeeld uit het onderwijs. Mijn moeder, die in 1924 geboren is, was vroeger onderwijzeres. In haar jeugd stond ze voor een klas van 48 kinderen. Ik vroeg haar of ze wel eens problemen had met het houden van orde. Nee, vrijwel nooit. Vroeger waren kinderen gehoorzaam en stil. ADHD, autisme en alle andere mogelijke ‘rugzakjes’ bestonden nog niet. Dat is dus heel snel heel erg veranderd. Wat is er eigenlijk veranderd?
Om te beginnen, kinderen van de nieuwe tijd kennen minder angst. De grote angst om jezelf te laten zien ontbreekt bij hen. Het is natuurlijk vervelend als een kind brutaal tegen je is. Maar besef wel dat het erger is als een kind bang voor je is; angst is iets heel anders dan respect. Kinderen van de nieuwe tijd zijn gericht op het innerlijk, pas als jij van binnenuit laat zien dat je iets te geven hebt krijg je respect van hen. In die zin zijn ze onze opvoeders. Ze laten zich niet van de wijs brengen door macht en autoriteit, ze dwingen ons om werkelijk terug te gaan naar onszelf. Te gaan handelen vanuit onze ziele energie – dat respecteren ze.
Een ander gevolg van het ontbreken van die angst is dat kinderen van de nieuwe tijd frontaal botsen met de oude structuren die in wezen gericht zijn op het onderdrukken en disciplineren van de zielenenergie die deze kinderen zo sterk in zich voelen. Kinderen van de nieuwe tijd hebben, naast hun afzonderlijke zielenplannen, ook een gemeenschappelijk zielendoel. Namelijk om de mensheid te helpen om alle structuren die gebaseerd zijn op energieën van de oude tijd, op angst en macht, helemaal los te laten.
Hoe gaan we nu het beste met deze kinderen om?
– Heb vertrouwen. Kinderen van de nieuwe tijd hebben een goed contact met hun ziel en zijn vast van plan dat zieleplan tot uitvoering te brengen. Maar omdat wij nog vaak denken vanuit de oude tijd begrijpen we die plannen vaak slecht. Wij verlangen goede schoolprestaties, een baan met zekerheid en een goed pensioen voor onze kinderen. Het zieleplan van ons kind kan echter zijn om als zwerver de wereld over te trekken. Kortom we moeten leren onze angsten los te laten en vertrouwen te hebben in het kind. Als het kind luistert naar zijn of haar innerlijk gaat het niet mis, als het luistert naar onze angsten wel.
– Handel vanuit je hart. Iedereen die met kinderen van de nieuwe tijd te maken heeft merkt dat hij onmiddellijk respect krijgt zodra hij handelt en praat vanuit het hart. Kinderen van de nieuwe tijd prikken heel snel door de schijn heen. Ze zijn heel sterk geneigd iemand die vanuit zijn hoofd praat of een beroep doet op zijn autoriteit om wat voor reden dan ook te negeren.
– Besef dat ze ons proberen te helpen en in zekere zin onze leraren zijn. Met hun gedrag brengen kinderen van de nieuwe tijd ons in contact met onze ziel. Ze helpen ons om onze angsten te overwinnen en oude structuren los te laten. Dat kan soms heel confronterend zijn. Als we dat echt beseffen wordt de omgang met hen een stuk makkelijker.
Toen mijn vrouw een ernstige psychische crisis kreeg (beschreven in het boek “Nacht van de ziel”, Pamela Kribbe), bleef ons toen achtjarige dochtertje opvallend rustig en stabiel. Ze ging heel kalm haar eigen gang en straalde totaal geen angst of zorgen uit. Haar onderwijzeres die op de hoogte was van de situatie, was diep onder de indruk. Ze zei tegen mij: “dat kind sleept jullie er doorheen.” Terwijl ik zelf zo nu en dan hevig in de angst schoot en dacht dat het nooit meer goed zou komen, bleef mijn kleine dochter een vanzelfsprekend vertrouwen uitstralen. Ze kreeg gelijk.
© Gerrit Gielen