Pamela Kribbe
Het is ons aller plicht ons te ontfermen over de allerarmsten wier ogen ons wenken en wier noden ons uitnodigen ons hart te openen voor het kwetsbaarste: het naakte gelaat van de mens die bidt en smeekt om hulp en die in het in zijn behoeftigheid uitschreeuwt naar de hemel.
Mogen wij die hemel zijn voor hem… het is niet alleen onze plicht maar een voorrecht, want hij die geeft voelt de vreugde in zijn hart met rasse schreden toenemen, als een volle stroom van genade die ook hem, de gever, omvat en hem uittilt boven zichzelf. Daar, boven hemzelf, ligt een niveau van waarheid waarop alle schepselen, alle levende wezens, de mens incluis, verbonden zijn als één familie, Gods familie.
Iedereen wil op dit niveau verkeren, tot dit niveau terugkeren beter gezegd, want in ons aller harten schuilt een vreselijke eenzaamheid, als waren wij verstoten uit die gezegende familie, die ons één maakt met God, die Liefde is.
Liefde en barmhartigheid in onze harten is de snelste stroom, de sneltrein, naar het Paradijs, in éénmaal heft zij verschillen op die volkeren kunnen splijten. Godsdienstverschillen, sociale verschillen, verschillen in ras en huidskleur, alle redenen tot onnoembaar veel oorlogen, twisten en groot verdriet, vervallen tot onbeduidende details wanneer men met de ogen van liefde kan schouwen in het menselijk hart, dat in Allen één en hetzelfde is.
De mens die leeft in armoede, ontroofd van de minimale middelen voor een menswaardig bestaan, opent met zijn smekend gelaat ons hart, vindt de weg terug naar onze barmhartigheid, en zodra wij hem de hand reiken, helen wij ook onze eigen diepste eenzaamheid, ons verstoten zijn uit het Paradijs.
Ons ontfermen over de armen en behoeftigen, ons geraakt worden door hun menselijk lijden is de toegangspoort tot ons eigen hart, dat uitziet naar een herenigd worden met onze grote Familie, het geheel der mensheid.
Alle mensen, in welke kleur of gestalte ook en welke godsdienstige overtuiging dan ook toegedaan, zijn kinderen van de grote God, die ons vrij liet om te gaan en staan waar wij wilden, met alleen de Liefde als echo en herinnering in onze harten, zodat wij, als we het spoor bijster raken, de roep van de Hemel weer zullen horen en volgen.
Moge God bij u zijn.
Saïda