Door Gerrit Gielen

Inleiding

Hier op Aarde, in de menselijke samenleving, leven wij in een sfeer van verdeeldheid, van hokjes. Aan de basis van die hokjes liggen onze ideeën over tijd en ruimte, over mannelijkheid en vrouwelijkheid, en onze angsten. Angst creëert dualiteit: jij tegenover datgene waar je bang voor bent. Dualiteit creëert grenzen, en grenzen creëren hokjes, bijvoorbeeld de hokjes die we landen noemen.

De wereld van de ziel daarentegen is een wereld van eenheid, een eenheid die alle hokjes overstijgt. De basis van die eenheid is liefde. Tussen de wereld van de ziel, de wereld van eenheid, en onze wereld, de wereld van verdeeldheid, van tijd en ruimte, van angsten, bestaat een spanningsveld. Ze zijn bijna tegenovergesteld in hun uitgangspunt. Dit spanningsveld zorgt ervoor dat de ziel onderdrukt wordt: dat het moeilijk is om in contact te komen met onze ziel.

Als je kijkt naar de reis van je ziel op Aarde, je zielsplan, dan kun je daarin een aantal fasen onderscheiden, die te maken hebben met de verhouding tussen de twee werelden. Deze fasen verlopen voor ieder mens anders, omdat de één beter het contact met de ziel weet vast te houden dan de ander. Toch is er voor iedereen schematisch sprake van vier fasen in het aardse leven.

1. De fase van vergeten

De eerste fase is de fase van vergeten, van verlies van contact met de ziel. Dit is ook de fase van het ontdekken van de energieën en ideeën van de menselijke samenleving. In eerste instantie is een pasgeboren kind heel open en zich sterk bewust van de energieën van de omgeving, de sfeer, de cultuur en het land waarin het geboren wordt. Dat wordt allemaal verinnerlijkt. Ook angsten: de angsten van jouw ouders leven in jou. Vaak komen er nog diepere lagen bij: persoonlijkheden die je op Aarde ooit geweest bent ga je in een nieuw leven weer voelen.

Je begint je reis hier als een baby. Eigenlijk kun je dit kindje beschouwen als de ziel zelf, ontdaan van alle lagen, van alle wijsheid, van alle kennis eromheen, van alle herinneringen aan vorige levens. Een baby’tje is een heel pure manifestatie van de zielsenergie. En de bedoeling is dat die kern tijdens het leven blijft, en dat er nieuwe ervaringen om dat kind heen gaan groeien.

Je zou het kunnen vergelijken met een boom. Een boom heeft een kern, die kern is in ons geval het innerlijke kind, en daar groeien allemaal lagen omheen, de jaarringen van een boom. Zo zou het bij ons moeten zijn: het kind blijft centraal staan, daar komen lagen omheen, die het kind – de ziel uiteindelijk – helpen om zich te manifesteren hier op Aarde. Denk bij die lagen aan zaken als kennis van deze wereld, wijsheid, ervaring in de manier waarop je met andere mensen moet omgaan. En ook specifieke knowhow. Als je bijvoorbeeld muziek wilt gaan maken, omdat je daartoe de drang voelt, dan moet je technieken leren. Zangtechnieken, of de techniek om een instrument te bespelen, en dat geldt natuurlijk voor alles wat je gaat doen. Als je spreker wilt worden, dan zul je toch moeten leren een taal goed te beheersen. Maar wat je ook doet of aanleert, in de kern hoort de oorspronkelijke zielsimpuls te staan. De functie van de buitenste lagen is te zorgen voor een goede transformatie of geleiding van de zielsenergie naar deze wereld.

Dit beeld botst al direct met de traditionele ideeën die er heersen op Aarde: een mens wordt niet geacht oorspronkelijk te zijn en iets nieuws voort te brengen, maar zich aan te passen aan het bestaande. En dus moet de oorspronkelijke impuls onderdrukt worden, wat betekent dat we het kind in ons onderdrukken. Dat doen we door het kind in het verleden onder te brengen; als onze kindertijd voorbij is mogen we geen kind meer zijn. Daarmee creëren we een kunstmatige muur tussen onszelf en het kind, en bijgevolg treedt er contactverlies op met de ziel. We zijn het kind niet meer, denken we, we zijn veranderd: we zijn volwassen geworden. En dat betekent dat ons denken zich helemaal aangepast heeft aan de samenleving, waarin de ziel niet welkom is.

Volwassen worden in onze wereld betekent ook: man of vrouw worden. Wij zeggen niet voor niets: hét kind. Het kind is onzijdig, het omvat zowel het mannelijke als het vrouwelijke. Het kind leert van volwassenen dat het een meisje of een jongen is. Het man- of vrouwzijn is een van de hokjes waarin we onszelf duwen en ons vervreemden van onze ziel, die beide aspecten omvat. Als het kind ten slotte een aangepaste volwassen man of vrouw geworden is, dan is de fase van vergeten voltooid.

2. De fase van crisis

Op den duur leidt deze vergetelheid tot een crisis, in welke vorm dan ook. De fase van crisis wordt wel ‘de nacht van de ziel’ genoemd; omdat onze innerlijke zon, de ziel, niet meer wordt gezien of gevoeld, vervult het leven niet meer. Je begint je ongelukkig te voelen, je voelt dat er iets niet klopt. En vaak denk je dan dat je niet past in deze wereld, of beter gezegd: de prestatiemaatschappij.

Ten diepste is dat gevoel ook juist. Alleen wat niet past bij jou zijn de geconstrueerde ideeën die je hebt over jezelf en alle angsten die je verinnerlijkt hebt. En ook pas jij, de oorspronkelijke jij, niet bij de bron van die ideeën over jezelf: de menselijke samenleving die zo uit balans is.

De crisisfase eindigt als het inzicht komt dat de ideeën die je hebt over jezelf, over wie je werkelijk bent, en dus ook de ideeën die je hebt over de wereld en hoe je moet leven, niet werkelijk kloppen, ook al worden ze algemeen aanvaard. Het zijn precies deze ideeën (de oordelen, het hokjesdenken) die het licht van de ziel blokkeren.

Loslaten van wie je denkt te (moeten) zijn en daarmee toelaten van wie je werkelijk bent is de uitweg uit deze crisis.

Dit is natuurlijk niet gemakkelijk, we zijn ons immers helemaal gaan identificeren met bepaalde ideeën over onszelf en hoe het hoort. De enige oplossing is die identificatie los te laten en je over te geven aan de stroom van het leven zelf. Het leven wil het contact met je innerlijke kind (de zielsimpuls) herstellen.

Er zijn vaak twee houdingen die dit proces blokkeren: 1. terug willen naar het verleden en 2. slachtofferschap. De eerste is een actieve houding: er is een probleem (bijvoorbeeld een ziekte, relatiebreuk), dat opgelost moet worden. Dan komt alles weer goed en kunnen we terug naar het oude en verder leven zoals we gewend waren. Dit werkt niet. De impuls die ons door middel van de crisis naar het licht van onze ziel toe drijft, laat zich niet zomaar onderdrukken.

De tweede houding, slachtofferschap, maakt van de crisis een permanente toestand. We denken dat de ellende wordt veroorzaakt door omstandigheden van buitenaf, waaraan we niets kunnen veranderen. Je kunt een tijdlang volharden in deze houding, maar tenslotte wordt de ellende zo groot dat er wel iets moet gebeuren. Uiteindelijk brengt alleen de beweging naar het licht, de beweging naar binnen, en het loslaten van het oude verlichting. Dan begint de derde fase.

3. De fase van ontwaken

Dit is vaak een fase waarin mensen weinig lijken te doen. Ze zitten dan bijvoorbeeld in de ziektewet of hebben om andere redenen geen of weinig werk. Het is een fase van verinnerlijking. De ziel vraagt aandacht en dat kost tijd. Tijd waarin er minder of geen aandacht is voor de buitenwereld. In de binnenwereld vindt een proces plaats van ontdekking van het ware zelf, het licht van de ziel.

Vrijwel altijd speelt contact met de natuur daarbij een belangrijke rol. Iedereen die denkt dat hij niet past in deze wereld zal, als hij zich in de natuur begeeft, geraakt worden door de planten en de dieren, en de subtiele eenheid van al het leven daar. Iedereen die zich werkelijk openstelt voor de Aarde en de natuur en de liefde en warmte voelt die vanuit de Aarde tot ons komen, beseft: ‘Hé, ik hoor hier wel thuis.’

Echter, in de menselijke samenleving is een sfeer ontstaan van angst, verdeeldheid, onderdrukking van de ziel, zodat je je daar inderdaad niet thuis kunt voelen. Maar zodra het contact met jezelf ontwaakt en zich herstelt, merk je dat er toch mensen zijn die jou ‘zien’. Op het moment dat je besluit: ‘Dit ben ik, ik geef mezelf een kans en laat mezelf zien’, vindt er een tweede geboorte plaats.

Er hoeven niet veel mensen te zijn die jou zien en begrijpen, slechts enkele, of één ander die nabij is. Via zulke hartsverbindingen ontstaat er een netwerk van licht op deze wereld, zielslicht. Langzaam gaat fase drie over in fase vier.

4 De fase van straling

Het licht van onze ziel kan nu doorstromen door de buitenste lagen van onze persoonlijkheid heen. Het spanningsveld tussen de wereld van de ziel, van liefde en eenheid, tegenover de wereld van aanpassing, angst en hokjes, is grotendeels opgeheven.

Het is niet zo dat we in deze fase spectaculaire dingen gaan doen. De fase van straling betekent dat we innerlijke rust uitstralen: de rust die voortvloeit uit het vanzelfsprekende contact met onszelf. We staan los van de jachtige energie van de menselijke samenleving. Diep vanbinnen weten we wie we zijn en dat maakt dat we rust en innerlijke vrede uitstralen. Weten wie we zelf zijn maakt ook dat we kunnen zien wie de ander is en waar die staat.

Dit betekent dat we onze medemensen aankijken met ogen van liefde. En ogen van liefde zien het verloren kind in de ander. In gesprekken gaan we de diepte in en herinneren we anderen aan wie ze zijn. Dat doen we niet door te preken, het gebeurt op een vanzelfsprekende manier, omdat we niet anders kunnen.

Stralen in een tijd van crisis

We leven momenteel in een tijd van onrust, angst en crisis. Op fundamenteel niveau is de oplossing van de crisis dat de mensheid als geheel weer het contact met de bron, de ziel, herstelt. Er zijn twee houdingen die dit herstel blokkeren. Het zijn dezelfde houdingen die optreden in het persoonlijke leven van een mens die in een crisis terechtkomt.

De eerste houding is: terug naar het oude willen. Dat is de reactie van veel mensen op de crisis, en ook die van de overheid. Dankzij allerlei maatregelen komen we deze crisis te boven, dan komt de economie weer op orde en dan keren we terug naar het normale, is de gedachtegang. Zelfs al lijkt dat tijdelijk te werken het eindresultaat zal alleen maar een nieuwe (grotere) crisis zijn.
Het oude was namelijk niet wenselijk, het oude was een wereld uit balans. De wereldwijde crisis wordt uiteindelijk veroorzaakt door een gebrek aan contact met de ziel, en herstel van het contact met de ziel is uiteindelijk de enige oplossing.

De tweede houding is slachtofferschap. Slachtofferschap zet je vast in de dualiteit. Er zijn als gevolg van de crisis veel mensen die in de angst schieten en de overheid niet meer vertrouwen en in sommige gevallen zelfs de schuld geven van alles wat mis gaat. Deze dualistische manier van denken, waarin je jezelf als machteloos ziet tegenover een machtige overheid en daaraan gelieerde organisaties, creëert een psychologische toestand van slachtofferschap en wantrouwen die haaks staat op de liefdevolle scheppende energie van de ziel.

Iemand die in contact staat met zijn ziel bekijkt de ander met ogen van liefde en ziet het goede in iedereen. Hij ziet problemen als mogelijkheden tot een dieper contact met de ziel. Dat is geen naïeve houding: het leidt tot een diepere indaling van het licht wat uiteindelijk de enige oplossing is. Ook brengt de wijsheid van de ziel het besef met zich mee dat goede mensen slechte dingen kunnen doen. Echter, leven vanuit de ziel zal altijd betekenen dat je het goede in de ander ziet en dat probeert te voeden door het aan te raken met je eigen licht. ‘Heb je vijanden lief,’ zei Christus. We zijn allemaal menselijk en in ons menszijn verbonden met elkaar, alleen door liefde veranderen vijanden uiteindelijk in vrienden.

Al onze op angst gebaseerde ideeën vormen een schil rondom de Aarde, de zogeheten astrale wereld, een schil van duisternis die het zielslicht blokkeert en de mensheid weghoudt bij de bron. Wij kunnen een gaatje prikken in die schil. Hoe doen we dat? Door het licht in onze innerlijke wereld weer toe te laten en van daaruit te gaan stralen. En hoe meer openingen er komen in die schil, de schil van duisternis die de Aarde omringt, des te meer wordt het contact tussen de bron en de mensheid herstelt. Wees dus zelf zo’n opening van licht, wees zelf een ster op Aarde.

Wat helpt jou het best om weer in contact te komen met je goddelijkheid, wat helpt een mens het best om weer in contact te komen met de bron? Vaak is dat de aanwezigheid van iemand die dat al heeft bereikt, iemand van wie je voelt: die is verbonden met zijn goddelijke essentie, die is gericht op zijn of haar innerlijke licht. Vervuld van liefde, vervuld van contact met de bron. Dat is iemand die niet oordeelt, iemand die onvoorwaardelijke liefde uitstraalt, iemand die kan zeggen: ‘Ik heb allen lief, ik zie de angsten van iedereen, de menselijkheid, het geploeter, de onzekerheid. Ik rijk mijn hand naar hen uit.’ Zo iemand was Christus, zo iemand was Boeddha. Er zijn veel leraren geweest die dat konden, die de ander konden aanschouwen met een blik van onvoorwaardelijke liefde. Het zijn deze mensen die ervoor zorgen dat anderen de weg weer terugvinden. Probeer zelf zo iemand te zijn. Probeer ieder medemens aan te kijken met ogen van liefde. Probeer ieder medemens te zien. Probeer het verloren kind in de ander te zien. Zo breng je anderen weer terug naar het licht. En vergeet daarbij stap één niet: hervind je eigen licht, herstel het contact met je eigen bron. Straal!

© Gerrit Gielen