Gerrit Gielen

In dit artikel schrijf ik een verhaal over de wisselwerking tussen mannen en vrouwen in een ver verleden. Dit verhaal is gebaseerd op mijn innerlijke beelden en inspiratie. Het komt niet overeen met de officiële geschiedschrijving. Ik neem bovendien grote stappen en ga soms kort door de bocht. De werkelijkheid is genuanceerder. Echter, door deze grote lijn uit te zetten probeer ik licht te werpen op de oeroude strijd tussen mannen en vrouwen. Mijn doel is daarover helderheid te creëren zodat onze wonden geheeld kunnen worden.

Schepping: een samenwerking van de mannelijke en de vrouwelijke energie

In het begin is er schepping: vanuit de eenheid ontstaat tijd en ruimte. Verscheidenheid is het gevolg: het leven neemt oneindig veel vormen aan, er zijn oneindig veel ervaringsgebieden, sferen, dimensies en werelden te verkennen. Waarom die schepping?

De eenheid omvat alles; om je bewust te worden van een deel van die eenheid is schepping noodzakelijk. Om een vergelijking te geven: wit licht is de som van alle kleuren. Om de afzonderlijke kleuren te ervaren, kunnen we het witte licht met behulp van een spectrum opbreken. Dit opbreken van het witte licht in de kleuren van de regenboog is wat ik schepping noem: het creëren van verscheidenheid vanuit de eenheid.

Pas als we de schoonheid en de kwaliteiten van alle afzonderlijke kleuren hebben ervaren, begrijpen we werkelijk wat wit is. Schepping – het creëren van verscheidenheid – komt voort uit het verlangen naar zelfbewustwording. We begrijpen het geheel pas als we werkelijk alle afzonderlijke delen ervaren hebben. We kunnen dit een beetje vergelijken met de reis die we tijdens ons leven maken. Toen ik een kind was, begreep ik hoe het was om een kind te zijn, maar ik wist nog niet hoe het is om een verliefde puber te zijn, hoe het is om een getrouwde man, of vader, te zijn. Toch heb ik al die ervaringen nodig om werkelijk te begrijpen wie ik als mens ben, om werkelijk vrede met mezelf te vinden.

In deze grote ontdekkingsreis die het doel van de schepping is, spelen twee krachten een centrale rol: de mannelijke en de vrouwelijke. De mannelijke kracht is een uitgaande, onderzoekende energie, die avontuurlijk is en dingen wil beleven en begrijpen. Het is deze kracht die aan de basis van het ontstaan van tijd en ruimte ligt. De vrouwelijke energie zorgt voor het bewustzijn van de innerlijke eenheid. De mens is verbonden met de eenheid (het Ene) via de vrouwelijke kant en met de verscheidenheid (het Vele) via de mannelijke kant. De vrouwelijke kant heeft te maken met de innerlijke wereld, de mannelijke kant met de uiterlijke, gemanifesteerde realiteit.

De mannelijke energie zorgt ervoor dat het unieke, het individuele in alles ervaren kan worden, terwijl de vrouwelijke energie voor de integratie met de eenheid zorgt. Zonder de vrouwelijke energie worden de bijzondere ervaringen van individuen niet geïntegreerd in het grote geheel, ze zouden verloren raken in de nacht.

Dualiteit ontstaat als een levend wezen zich teveel gaat identificeren met één van beide kanten. Bij de mensheid is dat momenteel de mannelijke. Het gevolg is een onderdrukking van de vrouwelijke kant waardoor een verlies van het besef van de innerlijke eenheid ontstaat. Het ik-gevoel wordt dan te sterk: het ik ziet zichzelf geplaatst tegenover het universum dat niet langer ervaren wordt als een beschermende moeder. Het voelt zich dan klein en bedreigd. Als reactie daarop wil het zoveel mogelijk macht vergaren, zoveel mogelijk veroveren van dat universum.

Als de vrouwelijke energie dominant wordt, is de aandacht teveel gericht op de binnenwereld; er ontstaat dan een dualiteit met de buitenwereld. De binnenwereld, de wereld van het spirituele, wordt dan gezien als hoger en superieur aan de uiterlijke realiteit van verscheidenheid en pluraliteit aan vormen.

Het paradijs: evenwicht tussen het vrouwelijke en het mannelijke

We kunnen de werking van dualiteit terugzien in de geschiedenis van de mensheid. Ooit was er evenwicht tussen de mannelijke en vrouwelijke energie. In die tijd bestonden er geen landen, geen grenzen. Dit was de tijd van het aardse paradijs dat ook wel Lemuria genoemd wordt.

In mij leven indrukken van een tijd waarin ik samen met andere engelachtige wezens bezig was om de aarde voor te bereiden op de komst van de mens.

“Het is als een mooie droom van heel lang geleden. We waren stralende engelachtige wezens. In samenwerking met moeder Aarde waren we de natuur aan het scheppen. Tijd liep voor ons heel anders: we zagen de planten die we schiepen voor onze ogen ontstaan. We waren bezig de aarde voor te bereiden op de komst van de mensheid. Het was een tijd van hoop, een tijd van liefde. We dachten dat de Aarde een schitterende speeltuin zou worden waarin wezens met een eenvoudig kinderlijk bewustzijn op een heerlijke manier konden ontdekken wat leven is. Waarin mensen in liefde van elkaar en de natuur konden genieten. Hoe vergisten we ons. Wat ging het verschrikkelijke fout.”

De mensen die toen de aarde bevolkten, voelden de innerlijke eenheid van het leven aan en wisten dat moeder Aarde er voor iedereen was. Mensen leefden in harmonie met de natuur. De Aarde was er net als de lucht voor iedereen, maar ze was niet ons bezit. Tegelijkertijd was het leven een ontdekkingsreis, een heerlijk avontuur. Op iedere berg een nieuw vergezicht, achter iedere horizon een nieuw land, nieuwe ervaringen die de innerlijke rijkdom vergrootten. De mensheid werd geschapen als een heel nieuwsgierig, onderzoekend ras. In die dagen beschikten mensen over een uitbundig, enigszins kinderlijk bewustzijn. Ze genoten van het leven met een ongedwongen geluk dat we nu eigenlijk alleen nog bij kinderen zien. Hun bewustzijn was veel minder beperkt dan het onze: ze konden communiceren met dieren, planten, bergen en rivieren. Ook het contact met spirituele gidsen en met etherische wezentjes zoals elfen en kabouters was voor hen vanzelfsprekend. Ze hadden een heel ander besef van tijd en leefden met de dag.

In de zich ontwikkelende mensheid zat een natuurlijk ritme, wisselend waren de vrouwelijke en de mannelijke energie wat meer dominant. Na iedere fase van ontdekking en exploratie kwam weer een fase van verinnerlijking. Net zoals een mens die loopt wisselend het rechter en linkerbeen verplaatst. Maar toen ging het fout.

Het einde van het paradijs: de slang en het ontstaan van dualiteit

In de Bijbel staat deze fase beschreven als het symbolische verhaal van Eva die door de slang wordt verleid om van de appel te proeven, de appel die de mens kennis geeft van goed en kwaad.

Wat ging er mis? De mensheid als geheel is een mannelijk ras, een ras dat gericht is op ontdekken en avonturen beleven. Hierom bestond er vanuit de mensheid zelf de wens om meer los te komen van de geestelijke wereld. Het menselijk ras wilde op avontuur gaan en ontdekken. Geleidelijk aan incarneerde de mensheid steeds dieper op Aarde en in de materie. Het contact met gidsen – de engelen die de mensheid begeleiden op haar weg – en het waarnemen van de spirituele wereld werd minder vanzelfsprekend. Vrouwen, die van nature meer gericht zijn op de innerlijke wereld, waren beter in het leggen van dit contact dan mannen, en sommige vrouwen waren er weer beter in dan andere vrouwen. Deze laatste groep was erg belangrijk voor de gemeenschap en zo ontstond er een klasse van priesteressen. Toen de afstand tussen deze priesteressen en de begeleidende engelen van de mensheid groter werd, kwam er ruimte voor contact met andere bronnen die minder goede bedoelingen hadden. Reptilische energieën (de slang uit de Bijbel) wilden de mensheid verzwakken door haar te verdelen.

Priesteressen werden verleid met de volgden denkbeelden: de innerlijke wereld is belangrijker dan de uiterlijke; vrouwen die meer afgestemd zijn op de innerlijke wereld zijn beter dan mannen en horen dus de leiding te hebben over mannen. Dit streelde hun ego, en zij begonnen geleidelijk aan dit dualistische wereldbeeld te omhelzen. Goed en hoogstaand waren vrouwen en de innerlijke wereld – dit was het hogere; mannen en de uiterlijke wereld waren minderwaardig, vertegenwoordigden ‘het lagere’.
Er was in de appel gebeten: dualiteit, de zogenaamde kennis van goed en kwaad, kreeg vaste grond in het denken van de mensheid.

De priesteressen begonnen zichzelf steeds belangrijker te vinden en wilden mooie tempels en woningen voor zichzelf hebben. Er ontstonden plaatsgebonden gemeenschappen. De mensheid stopte met rondzwerven en ontdekken en de vrouwen zouden lange tijd dominant blijven. Mannen werden in toenemende mate als minderwaardige wezens beschouwd en zelfs als slaven behandeld.

Vrouwelijke dominantie en de wonden in de mannelijke energie

De tijd van de koningin-priesteressen brak aan. Deze verkondigen een dualistisch wereldbeeld dat hun macht en gezag en de wezenlijke superioriteit van vrouwen over mannen rechtvaardigde: de werkelijke waarheid ligt immers binnenin, en alleen vrouwen hadden toegang tot die waarheid. De buitenwereld was slecht, gevaarlijk en verleidelijk. Mensen moesten hier voor hun eigen bestwil tegen beschermd worden.

Dit had vier verstrekkende gevolgen die diepe wonden in de mannelijke energie zouden veroorzaken.

De eerste wond: het verlies van schoonheid

Om op één plaats te leven is intensieve landbouw nodig; zwaar werk: mannenwerk. De natuurlijke drang van de man tot avontuur, die toch al als verdacht werd gezien, werd daardoor nog verder onderdrukt. Die drang gaat niet samen met zwaar en saai werk zoals ploegen en dorsen.
Het beeld van wat een goede man was veranderde: dat werd een betrouwbare harde werker die niet teveel nadacht. Avontuurlijke mannen werden als zwervers en losbollen beschouwd, een gevaar voor de gemeenschap. Allerlei uitdrukkingen in onze tijd verwijzen hier nog naar: ‘Niemand gaat dood van hard werken.’ ‘De mens moet werken in het zweet zijner aanschijn.’ ‘Luiheid is des duivels oorkussen.’

Echter, het verlangen naar avontuur van de man is uiteindelijk het verlangen de schoonheid en de wonderen van het universum te beleven. Door dit weg te drukken, ontstond de eerste wond in de mannelijke energie: het verlies van het vermogen om schoonheid en verwondering te beleven. De man leerde dat genieten van de schoonheid van het leven, op avontuur gaan, het ontdekken van nieuwe levensvormen, de drang om te scheppen, uit te vinden en te creëren allemaal slechte eigenschappen zijn die onderdrukt moeten worden. Een goede man is een hele harde werker die geen vragen stelt.

Nog steeds zien we de gevolgen hiervan. Kijk naar de moderne steden die vrijwel uitsluitend door hardwerkende mannen gebouwd en ontworpen worden, en zie hun gebrek aan kleur en schoonheid. Nog steeds zien we overal om ons heen een voortrazende mannelijke energie die maar niet tot rust komt en niet lijkt te weten wat hij wil.

Wel werden mannen door deze ontwikkeling vrijwel volledig verantwoordelijk voor de voedselvoorziening, waardoor ze binnen de gemeenschap belangrijker werden.

De tweede wond: het verlies van liefde

Door het dualistische wereldbeeld van de priesteressenkaste werd de buitenwereld in toenemende mate als gevaarlijk gezien en kreeg de op één plek gevestigde gemeenschap behoefte aan beschermers. Dit werd de taak van mannen: de jagers werden krijgers. Een krijger mag echter, in tegenstelling tot een goede jager, geen gevoel hebben. Een soldaat die een ander mens doodt, mag geen gevoelens hebben over zijn slachtoffer. Hij mag niet denken: die ander die ik dood is ooit een baby geweest met een moeder die wellicht heel veel van hem hield en het beste met hem voorhad. Nu heb ik haar baby gedood. Wat vindt zij daar van? Wat zal ze voelen als ze hoort dat hij dood is? Hoeveel tranen zal ze huilen? Een krijger die zo denkt, kan geen krijger zijn.

Een goede krijger onderdrukt de energie van het hart en handelt vanuit een heel dualistisch wereldbeeld: die ander, de vijand, is slecht. Hij is eigenlijk geen mens meer en daarom mag ik hem dood maken. Deze houding had uiteraard een toename van dualiteit tot gevolg in de wereld; er kwam steeds meer strijd, er ontstonden steeds meer oorlogen, steeds meer grenzen in de wereld. En dus werden krijgers – mannen – steeds belangrijker. Mannen die het contact met hun hart verloren hadden.
Dit is de tweede wond in de mannelijke energie, de wond in het hart: het verlies van liefde. Een man die zijn empathische vermogens uitschakelt, voelt zich eenzaam en verloren in een groot, leeg en vijandig universum.

De derde wond: het verlies van wijsheid

Binnen de gevestigde gemeenschappen werd verandering en vernieuwing met argwaan bekeken. Men werd behoudend; macht gaat samen met angst voor verandering en flexibiliteit. De natuurlijke, op liefde gebaseerde spiritualiteit veranderde steeds meer in een op angst gebaseerd dualistisch geloof met allerlei regels over goed en kwaad. Als spiritualiteit een gevestigde religie wordt, zijn er ordehandhavers nodig die zo nodig de regels met geweld kunnen afdwingen en die vernieuwing onderdrukken; ook dit werd een taak van mannen. De waarheid werd niet langer beschouw als een levende en liefdevolle energie, die zich dynamisch ontvouwt en steeds nieuwe facetten toont. De waarheid werd vastgelegd in een stel regels die mannen dienden te handhaven. In die tijd zien we het ontstaan van autoritaire godsdiensten waarin de waarheid voor eens en altijd vastgelegd is. En ben je het daarmee niet eens, ben je slecht of zondig.

Doordat het handhaven van de regels van een godsdienst vaak samenvalt met het uitdragen van die godsdienst, werd ook dit laatste in toenemende mate een taak van mannen. Mannen werden nu de autoriteiten op spiritueel gebied. Dit versterkte nog eens de tendens dat mannen belangrijker en machtiger werden.

Echter, autoritaire religies hebben niets te maken met wijsheid en waarheid. Zo ontstond de derde wond in de mannelijke energie: het verlies van wijsheid. De mensheid heeft nog steeds veel te lijden onder het idee dat verandering slecht is en dat de waarheid voor eens en altijd vastgelegd is in een stel regels van een heilig boek.

De vierde wond: het verlies van een tedere seksualiteit

Door de toenemende spanning tussen de seksen kwam ook de beleving van seksualiteit onder druk te staan; er was steeds minder plaats voor liefde en tederheid. Naarmate mannen vanuit de priesteressenheerschappij meer als minderwaardig werden beschouwd, werd seks met een man steeds meer als een noodzakelijk kwaad gezien. En dus begonnen vrouwen hun seksuele energie te onderdrukken.

Voor mannen ging seks steeds meer gepaard met het uiten van onderdrukte woede. Waar het eerst een uitdrukking was van liefde voor de vrouw ging het nu samen met het uitdrukken van geweld. Lust en opgekropte woede gingen samenvallen: de seksuele fantasieën van mannen werden vaak gewelddadig.

Zo ontstond een vierde wond: een wond op het gebied van seksualiteit. Vanaf die tijd heeft seksualiteit vaak meer te maken met onderdrukte emoties dan met de liefde tussen mannen en vrouwen.

Het ontstaan van mannelijke dominantie

Doordat de priesteressen niet langer een levende spiritualiteit verkondigden, maakten ze zichzelf uiteindelijk overbodig. De starre dualistische regels van een autoritaire religie kunnen goed zonder vrouwelijke liefde en intuïtie.

Omdat mannen geleidelijk aan verantwoordelijk werden voor de voedselvoorziening, de bescherming van de gemeenschap en de strenge handhaving van een ‘dode’ spiritualiteit, kregen zij de overhand. De mannelijke energie werd de dominante en zou dat voor een lange tijd blijven.

Deze dominerende mannelijke energie was echter een gewonde mannelijk energie: er trad een man uit te voorschijn die zijn gevoel voor schoonheid, zijn hart en zijn wijsheid had verloren. De vrouw werd gezien als een minderwaardig lustobject en werd vaak het slachtoffer van een uit verwrongen seksuele gevoelens voortkomend geweld. Vrouwen herinnerden mannen aan hun gevoel en gevoelens waren gevaarlijk en slecht, dus waren vrouwen slecht. Omdat de waarheid vastgeklonken was in regels en geboden, werden de natuurlijke intuïtieve en spirituele vermogens van de vrouw ook als slecht en gevaarlijk gezien. De verschrikkelijke heksenverbrandingen, die op sommige plaatsen van de wereld nog steeds plaatsvinden, begonnen in die dagen. Vrouwen kregen steeds minder rechten en werden steeds feller onderdrukt. Uiteindelijk werden ze alleen maar geschikt geacht om kinderen te baren en op te voeden. In de middeleeuwen werden vrouwen door vele theologen zelfs beschouwd als wezens zonder ziel.

Het paradijs was verlaten: er brak een tijd aan van oorlogen, wreedheid, verdeeldheid en onwaarheid, een tijd die diepe wonden zou slaan in de vrouwelijke energie.

De innerlijk verdeelde mensheid was niet langer in staat zichzelf te beschermen. De slang had zijn doel bereikt: de mens stond niet langer in contact met de levende waarheid en was vatbaar voor valse denkbeelden. Iemand die een dualistisch wereldbeeld omhelst, is bang en iemand die bang is, kun je makkelijk manipuleren: je prent hem in dat als hij niet naar jou luistert, hij het slachtoffer zal worden van datgene waar hij bang voor is.

Buitenaardse invloeden en het ontstaan Atlantis

Mensen die het vrouwelijke minachten zijn kwetsbaar. Ze verlangen naar het hogere, naar leiding, tegelijkertijd verwerpen ze de natuurlijke oplossing die de vrouwelijke energie hier biedt: de weg van het innerlijke weten. Ze vinden dan een schijnoplossing: krachten in de buitenwereld die beweren ‘hoger’ te zijn. Ze staan helemaal open voor manipulatie.

Het gevolg van deze kwetsbaarheid in het verleden was dat de mensheid een speelbal werd voor allerlei galactische krachten. Mannen die het contact met hun innerlijke vrouw verloren hebben, laten zich makkelijk inpalmen door de schijnbare wonderen en het machtsvertoon van technisch verder ontwikkelde beschavingen. Vertegenwoordigers hiervan werden door de mensheid al gauw gezien als goden en mensen werden hierdoor op alle mogelijke manieren gemanipuleerd, ook in genetisch opzicht. Veel verhalen over oude goden, zoals de bekende Griekse godenwereld, met al hun menselijke fouten en hun wreedheid, stammen uit deze tijd. Het antwoord op de vraag: “Waren de goden kosmonauten?” (titel van een boek van Erich von Däniken) is volgens mij “ja.”

Deze tijd van onderdrukking eindigde toen een groep verder ontwikkelde buitenaardse zielen besloot om op aarde te gaan leven om de mensheid te helpen en te ontwikkelen. Ze creëerden een soort ras van oppermensen: ook wel Atlantiërs of sterremensen genoemd. Ze waren fysiek langer dan de aardemensen en beschikten over grote intellectuele vermogens; ook was in hen het derde oog sterk ontwikkeld. Hun doel was tweeledig: de mensheid en de aarde te bevrijden van ongewenste buitenaardse invloeden en de mensheid opnieuw in contact te brengen met haar natuurlijke spiritualiteit. Dit laatste wilde deze groep onder meer bereiken door de balans tussen de mannelijke en vrouwelijke energie te herstellen.

Het Atlantische tijdperk was begonnen: een periode in de geschiedenis van de mensheid die ongeveer honderdduizend jaar zou duren. Gedurende deze periode bestond er een scherp onderscheid tussen deze geïncarneerde buitenaardse wezens, die zichzelf als de verlichte leiders van de mensheid beschouwden – de zogenaamde geestelijke hiërarchie – en de meer onbewuste mensheid. Deze sterremensen, de Atlantiërs, stonden tegenover de aardemensen.

Echter, de geboorte van Atlantis droeg het zaad van zijn ondergang al in zich mee. Om de mensheid te bevrijden van buitenaardse invloeden, bouwden de sterremensen op Aarde een enorme machtspositie op: ze werden de heersende klasse en beschouwden de aardemensen als hun ondergeschikten. Dit stond haaks op hun spirituele bedoelingen. Het hebben van macht over de aardemensen ging niet samen met hun doel om diezelfde mensen innerlijk vrij te maken. De spiritualiteit van de sterremensen was nog niet werkelijk hartgedragen; er zaten machtsmotieven in.

De Atlantiërs zagen de aardemensen in toenemende mate als domme wezens alleen geschikt voor slavenarbeid. Ze begonnen zichzelf steeds meer als superieur te zien en misbruikten de energie van hun derde oog steeds vaker. Hoewel bij de Atlantiërs zelf mannen en vrouwen gelijkwaardig waren, waren bij hun ondergeschikten, de aardemensen, de mannen dominant. Dit kwam de Atlantiërs wel goed uit omdat mannen beter geschikt waren om hun bevelen uit te voeren en hun schitterende steden te bouwen. De Atlantiërs begrepen heel goed dat zolang bij de mensheid de vrouwen onderdrukt werden, ze met de mensheid konden doen wat ze wilden.

Macht maakt corrupt, dit gold ook voor de Atlantiërs. In toenemende mate begonnen zij te genieten van hun macht, van hun schijnbare succes en onoverwinnelijkheid. In toenemende mate misbruikten zij de krachten van hun derde oog. Dit derde oog wordt wel het agni-, het vuurchakra genoemd. Er was water voor nodig om dit uit te wissen.

Over de ondergang van Atlantis is veel geschreven. Toch is diepste reden een daad van zelfopoffering. De hoger ontwikkelde Atlantiërs begrepen dat ze de mensheid uiteindelijk alleen konden helpen door zelf in de mensheid op te gaan. Hiervoor was de vernietiging van Atlantis noodzakelijk, alleen zo kon de dualiteit tussen de sterremensen en de aardemensen opgeheven worden.

Ik herinner me zelf dit fragment uit een vorig leven:

“Ik sta in een schitterend gebouw, een wonderbaarlijk mooie witte toren. Ik kijk uit over een stad. Ik heb zojuist ruzie gehad met een vrouw. Ze was lang bij me maar heeft me nu verlaten, voorgoed. Ik ben verdrietig over haar vertrek. Ze wil tussen de aardemensen gaan leven om die te helpen, als een soort ontwikkelingswerker. De kloof tussen ons, de almachtige Atlantiërs, en de aardemensen is enorm. We zien hen als een lagere levensvorm. Als ik me afstem op de vrouw dan voel ik dat ze in wezen een aardeziel is die tussen de Atlantiërs geboren is; daarom is haar verlangen om de aardemensen te helpen zo groot. Daarom is ze ook wat klein en haar haar is rood, wat ongewoon is onder Atlantiërs.
Ik loop naar een kamer; in het midden van de kamer is op de vloer een krachtig symbool getekend. Als je in het midden van dat symbool gaat staan kun je lichaam heel makkelijk verlaten – voorgoed.
Ik besef dat wat de vrouw wil doen klopt maar niet werkt, ze is een uitzondering. Zolang Atlantis bestaat, zullen de aardemensen ondergeschikten zijn, zoals al duizenden jaren het geval is. De kloof is te groot, de macht te verslavend, te vanzelfsprekend.
Diep onder me voel ik krachten in de aarde die zich tegen Atlantis keren. Ik maak contact met die krachten en zeg: ja, kom maar. Ik voel dat ik niet de enige ben, velen met mij voelen dat het genoeg geweest is, het gaat zo niet langer, de pijn onder de aardemensen, en in de aarde zelf, is te groot. Ook in ons is verlangen naar verandering, verlangen naar een nieuw avontuur. Een verdieping van het leven.
Dan ga ik in het symbool staan. Ik laat mijn lichaam los.
Ik weet dat als ik weer geboren zal worden Atlantis er niet meer zal zijn, ik zal dan één van hen zijn.”

Zo werden de Atlantische heersers uiteindelijke degenen die we nu lichtwerkers noemen. Eeuwenlang zouden ze vervolgd en onderdrukt worden terwijl ze de mensheid van binnenuit weer in contact probeerden te brengen met de innerlijke waarheid, die via de vrouwelijke energie tot ons komt.

Na de val: de Atlantische vloek

Het tijdperk van Atlantis liet een soort imprint na op de mensheid over hoe een samenleving hoort te zijn. Het idee dat er een soort opperklasse is van bevoorrechte mensen en een klasse van dienende mensen bleef bestaan. Vele eeuwen zou de mensheid geregeerd worden door de zogenaamde adel, mensen die menen op grond van hun geboorte boven anderen te staan en het recht te hebben hen te overheersen. De adel is ontstaan uit de herinnering van de aardemensen aan de Atlantiërs en de manier waarop die zich ten opzichte van hen gedroegen. Zodra er ergens een natie ontstond schiep deze natie ook onmiddellijk een bevoorrechte adellijke klasse; de onbewuste herinnering aan Atlantis zorgde hiervoor.

Omdat bij Atlantiërs vrouwen gelijkwaardig waren aan mannen, gaven vrouwen in dat tijdperk ook leiding aan de onderliggende klasse van aardemensen. Deze Atlantische herinnering had vele millennia later, in een tijd dat vrouwen als totaal minderwaardig beschouwd werden, tot gevolg dat vrouwen toch leiding konden geven aan wereldrijken, mits ze maar van adel waren. In een land als Nederland vond men het bijvoorbeeld normaal om een koningin te hebben in een tijd waarin vrouwen nog geen kiesrecht hadden. Leidinggevende vrouwen werden geaccepteerd, als ze maar ‘blauw bloed’ hebben – een verwijzing naar de hemelse herkomst van de Atlantiërs – en dus boven normale mensen staan.

Na de val van Atlantis verdween ook de kunstmatige eenheid die door Atlantis in stand gehouden werd. Grenzen en landen ontstonden. Steeds weer probeerde de mensheid vanuit zijn mannelijke energie Atlantis te herscheppen. De grote rijken van de oudheid, Babylon, Assyrië, Perzië, het Romeinse rijk, ze zijn allen ontstaan uit pogingen Atlantis te herscheppen. En omdat ieder van die landen weer probeerde het nieuwe Atlantis te worden, was er vrijwel continu oorlog.

Echter, alle pogingen om de mensheid via strijd tot een eenheid te maken zijn tot mislukken gedoemd. Eenheid kan alleen ontstaan als ze van binnenuit komt, niet als ze van bovenaf wordt opgelegd. Dit is wat de Atlantiërs uiteindelijk begrepen en daarom transformeerden zij zichzelf tot lichtwerkers.

De Atlantische vloek is dat de mensheid steeds weer opnieuw Atlantis probeert te herscheppen. Het verlangen een wereldrijk te scheppen dat aan alles zijn wil oplegt, de schitterende steden van de oudheid, het disrespect voor de natuur, de opperklassen van mensen met blauw bloed waarvoor hele andere regels gelden – het zijn alle gevolgen van de herinnering aan Atlantis.

Het zijn nu juist de Atlantiërs zelf die het anders willen: zij zijn de lichtwerkers van nu. Deze zielen herinneren zich juist hoe door machtsmisbruik er van alles mis ging in het verleden en ze doen er alles aan om de mensheid voor rampen te behoeden. Gelukkig beginnen steeds meer mensen te luisteren.

De terugkeer van de lichtwerkers

Toen de oude Atlantiërs als mens onder de mensen incarneerden, leerden zij pas echt wat het betekent om mens te zijn, en pas toen werden ze lichtwerkers: dragers van liefde en bezieling. Ze werden in die rol vaak hevig vervolgd, maar ondertussen planten ze zaadjes van licht en hoop. Mannen die een goed contact met hun intuïtie hadden, schonken de mensheid prachtige kunst en wetenschappelijke en sociale vooruitgang. En overal op de wereld leefden dappere vrouwen, heksen vaak, die trouw bleven aan zichzelf en moedig stonden voor hun oorspronkelijke spiritualiteit. Ongelooflijk veel mensen hebben ze geholpen, ongelooflijk veel zaadjes van licht hebben ze geplant in de harten van mensen. Maar al te vaak eindigden ze op de brandstapel.

Een man die het originele in zichzelf waardeert, begint het vrouwelijke weer te omarmen. Een vrouw die het mannelijke in zichzelf waardeert, verbindt de mannen om haar heen met de bron van liefde en waarheid in haar. Geleidelijk aan kwam er meer licht.

“Heb je vijanden lief”, zei Jeshua. Het is niet zo dat liefde de dualiteit overstijgt, nee, liefde brengt aan het licht dat dualiteit een illusie is. Het is alsof je met een lamp in je hand op zoek gaat naar duisternis, maar overal waar jij komt blijkt er geen duisternis zijn, het licht van jouw lamp schijnt daar immers. Duisternis bestaat niet echt, het is simpelweg het ontbreken van licht. Dualiteit bestaat niet, dualiteit is het ontbreken van liefde.

Steeds als we ons werkelijk open stellen voor de ander, ontdekken we dat die ander net zo is als wij zijn. Dualiteit die we eerst meenden waar te nemen blijkt helemaal niet te bestaan, het is een illusie.

Ondanks alle oorlogen ontwikkelde de mensheid zich verder en vond er zowel technische als sociale vooruitgang plaats. Belangrijke sociale ontwikkelingen zijn onder andere de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van de vrouw en de afschaffing van de kinderarbeid.

Technologisch waren mensen uiteindelijk zover dat ze een raket bouwden die naar de maan ging. En toen er mensen op de maan stonden, keken ze naar de Aarde en vonden die mooier dan ooit. Ze zagen een prachtige blauwe wereld – zonder grenzen en beseften diep in hun hart dat die wereld een schitterend levend wezen is dat wij bezig zijn te mishandelen. Ze brachten prachtige foto’s en verhalen mee naar huis. Ze deelden hun spirituele ervaringen.

De reis naar de maan, een oeroud symbool van het vrouwelijke, was in zekere zin het hoogtepunt van de mannelijke energie. Het is te vergelijken met een zaaduitstorting door een man. Nadat dit gebeurt, komen er gevoelens van zachtheid en tederheid en rust; het vrouwelijke krijgt weer ruimte.

De heelwording van de mensheid

In die tijd – de zestiger jaren – kwam een groot genezingsproces op gang. Mannen gingen lang haar dragen, een teken van herstel van contact met de innerlijke vrouw. Van alle kanten werd de mensheid geholpen om de dualiteit te overwinnen en het bewustzijn van de innerlijke eenheid van het leven te herstellen. In de wetenschap werd door James Lovelock de Gaia hypothese ontwikkeld: het idee dat de Aarde één levend organisme is. Een radicale breuk dus met de ‘mannelijke’ evolutietheorie die stelt dat de Aarde bestaat uit een veelheid van organismes die elkaar bestrijden: het gevecht van allen tegen allen. Deze Gaia theorie is een onderdeel van een veel grotere theorie: namelijk dat het hele oneindige universum één enkel levend geheel is: wij zijn één.

Heelwording betekent ook éénwording. En inderdaad: de mensheid is bezig zijn innerlijke eenheid te ontdekken. Mensen reizen steeds meer, en steeds meer vriendschappelijke ontmoetingen vinden plaats tussen mensen van verschillende culturen. Dankzij de opkomst van het Engels als verbindende taal en het internet kan ik nu, voor het eerst in de menselijke geschiedenis, bijna met iedereen op Aarde communiceren. Ook beginnen we steeds meer op Aarde dezelfde normen en waarden te omhelzen: de universele verklaring van de rechten van de mens.

Eenwording betekent ook dat we zelf beseffen dat we één zijn. We zijn geen man of vrouw; we zijn mensen. Het mannelijke en vrouwelijke is allebei in ons. Dat voelen en daar ja tegen zeggen maakt ons compleet, maakt dat we als een stralend licht op Aarde staan. Dan komt er vrede. Een innerlijke vrede die zich weerspiegelt in vrede met onze medemensen en met de Aarde en het universum zelf.

© Gerrit Gielen