Gerrit Gielen

Woorden als ziel, ego, persoonlijkheid, het innerlijk kind en bewustzijn worden vaak gebruikt in de esoterische literatuur. Ze vormen allemaal een belangrijk deel van ons mens zijn. Maar hoe hangen ze samen, wat betekenen ze voor ons als mens? Nu zijn er vanuit de traditionele psychologie veel modellen van de menselijke persoonlijkheid. Wat daarin gewoonlijk ontbreekt, is het spirituele perspectief. De kern van dit spirituele perspectief is dat de mens voor een deel los staat van tijd en ruimte, dit deel noem ik de ziel. Daarnaast manifesteert die ziel zich op een rijkere manier in de tijdruimte dan via slechts één enkel mensenleven: een mens heeft vele levens. Reïncarnatie bestaat.
In dit artikel probeer ik een psychologisch model van de mens te geven vanuit een spiritueel perspectief gebaseerd op mijn ervaring als reïncarnatietherapeut en mijn spirituele intuïtie.

De ziel

Als we de wereld om ons heen waarnemen met onze zintuigen dan lijkt alles zich te manifesteren in tijd en ruimte.
Dat was ook een beetje het beeld dat ik van het universum had toen ik lang geleden naar de universiteit ging om wis- natuur- en sterrenkunde te studeren. Ik zag het universum als een eindeloze ruimte met daarin oneindig veel deeltjes. Ik geloofde ook in het bestaan van de menselijke ziel en reïncarnatie. Het was me niet duidelijk hoe ik de harde causale, wiskundige wetten van het fysieke universum kon verenigen met de innerlijke wereld van de geest.
Een sleutel vormde voor mij de relativiteitstheorie van Einstein. Die leerde mij dat op het nivo van licht, tijd en ruimte niet bestaan: voor licht is er alleen het eeuwige nu.
Om dit duidelijk te maken: als wij naar een verre ster kijken dan zeggen we dat het licht van die ster jaren door de ruimte gereisd heeft. Maar voor de lichtstraal zelf is dat niet zo; als we met het licht mee zouden kunnen reizen zouden we geen tijd en ruimte meer ervaren.
De relativiteitstheorie geeft het volgende beeld van het universum.
Licht is een vorm van energie. En alles wat energie is, verkeert in een tijd- en ruimteloze toestand: het eeuwige nu. Maar vanuit het licht kan materie ontstaan; er ontstaat dan niet alleen materie maar ook tijd en ruimte. Naarmate er minder energie is, wordt het heelal kouder en donkerder.

Net als licht in het fysieke universum los staat van tijd en ruimte, is er ook een deel in ons dat los staat van tijd en ruimte: dit deel noem ik de ziel.
Wat de ziel is, is niet echt met ons begripsvermogen te bevatten. Ons denken is namelijk helemaal gebaseerd op het indelen van dingen in tijd en ruimte. Ook onze taal wordt bepaald door de indeling verleden, heden en toekomst. Maar de ziel overstijgt tijd en ruimte. Deze is als een ster met talloze stralen. En als één zo’n straal onze wereld raakt, wordt er een mens geboren: een incarnatie van de ziel. Iets van het licht van die ster zit in ons: dit is het mooie, het goede in ons. Dit noemen we ons hogere zelf, ons innerlijke licht. Hoe meer we ons bewust worden van dit licht, hoe rijker en voller ons leven wordt. We brengen dan dit mooie sterrenlicht naar de Aarde toe en verrijken de wereld en de mensheid ermee.

Als we ons beginnen bewust te worden van dit innerlijke licht – onze ziel – ervaren we dit als een groeiproces. We hebben het gevoel meer van onszelf te worden, tegelijkertijd voelen we ons steeds dieper verbonden met de wereld, het leven om ons heen, het universum. Twijfel verdwijnt, we weten wie we zijn, dat er een unieke plaats voor ons is in het universum. We verlaten dan de wereld van duisternis, twijfel en angst en treden een eeuwig licht binnen.
Het is de ziel die betekenis geeft aan ons leven. Mensen vragen zich vaak af wat de bestemming, de betekenis van het leven is. Door de manier waarop we opgevoed zijn, zoeken we die buiten ons. We willen iets bereiken in het leven, iets neerzetten, een bepaald werk gaan doen, een relatie aangaan. Maar het werkelijke doel in ons leven is een innerlijk doel: het licht van onze ziel helemaal toelaten. Dit is echte zelfrealisatie. Zodra we dit bereikt hebben, vragen we ons niet langer of wat de zin van ons leven is. Het zoeken stopt, er is een eenvoudig en vanzelfsprekend weten: we hebben onze plaats in het universum gevonden. De weg ligt niet buiten ons, maar in ons: wij zijn de weg. Door trouw te zijn aan onszelf volgen we die weg.

De aardse persoonlijkheid

In het begin van ons aardse leven raakt een straal licht van onze ziel de Aarde aan. De tijdloze energie van onze ziel smelt dan samen met aan aantal andere energieën: onze aardse persoonlijkheid wordt geboren. Die persoonlijkheid is uniek voor ieder leven. In vorige levens had je een ander temperament, andere verwachtingen, andere angsten. Alles was anders – behalve je ziel. De diepste kern is steeds hetzelfde, de energieën er omheen zijn anders. Zoals de Amerikaanse generaal Patton in een gedicht schrijft:

So as through a glass, and darkly
The age long strife I see
Where I fought in many guises,
Many names, but always me.

Het is de ziel die ons het ik-gevoel geeft, die maakt dat we van een leven met een hele andere persoonlijkheid, een ander geslacht, soms zelfs van een niet-menselijk leven – toch kunnen zeggen: dat was ik. Dit geldt ook voor ons huidige leven. We staan voor de spiegel en denken aan onze kindertijd. Het gezicht is veranderd, onze emoties, ons bewustzijn – maar toch. We waren dat. Diep in ons voelen we een kern – een ik – dat er altijd geweest is en niet verandert, dat los staat van tijd en ruimte, niet meedoet met de veroudering van het lichaam – onze ziel.
Je zou onze aardse persoonlijkheid een beetje kunnen vergelijken met een zonnestelsel: de kern – de zon – is steeds hetzelfde. Maar er draaien steeds andere planeten omheen, en de planeten die er zijn, hebben steeds een andere samenstand.

Wat zijn die andere energieën die onze persoonlijkheid vormen? Hieronder de belangrijkste.

– Onze vorige levens

Om te beginnen onze vorige levens. En van al die vorige levens is met name het leven dat direct aan ons huidige leven voorafgegaan is van belang en heeft vaak een diepe invloed.
Als we sterven begint een heel mooi groeiproces. Geleidelijk aan laten we onze aardse persoonlijkheid, met al zijn angsten, onzekerheden en hebbelijkheden los, en groeien naar onze ziel toe. We ervaren dit als een groeiproces, een meer worden van onszelf. Niemand die zijn angsten overwint zegt: nu heb ik iets belangrijks van mezelf verloren. Het is het onwerkelijke in onszelf wat we loslaten; het eeuwige dat we toelaten. Angst maakt plaats voor liefde, onwetendheid voor wijsheid.

Maar veel mensen houden na de dood hardnekkig vast aan hun aardse persoonlijkheid. Ze worden daarbij vaak gesteund door hun astrale omgeving en gehechtheid aan het leven op Aarde. Mensen die sterven hebben bijvoorbeeld vaak een bepaalde geloofsovertuiging. Ze komen dan bij mensen terecht die dezelfde geloofsovertuiging hebben in hun voorstelling van de hemel. Daar spiegelen ze elkaar voortdurend voor dat ze op de juiste plaats zijn en dat iedere aandrang om deze plaats te verlaten slecht is. Hierdoor wordt de natuurlijke groei geblokkeerd. Het gevolg is dat veel mensen denken in de hemel te zijn, maar zich doodongelukkig voelen omdat ze niet naar de signalen van hun ziel luisteren. Ook kunnen mensen soms zo vol zijn van de indrukken en ervaringen van hun laatste leven dat ze dit niet goed los kunnen laten.

Kortom, bij veel mensen is het groeiproces nog niet – of helemaal niet – voltooid als de ziel tot een nieuwe incarnatie overgaat.
Wat er dan gebeurt is dat ze een soort waterval van licht ervaren die vanuit de hemel neerdaalt naar de Aarde en waarin ze worden meegezogen. Soms geven ze zich hieraan over, maar vaak is er ook weerstand.

Dit laatste kom ik in mijn praktijk vaak tegen als ik mensen in trance breng. Als ik hen vraag ‘hoe voelde het toen je naar de Aarde kwam?’ zeggen ze: ‘Weerstand, ik wilde eigenlijk niet, maar ik moest.’ Die weerstand tegen het leven is dan vaak een thema dat het hele leven al gevoeld wordt en er voor zorgt dat er niet vrijuit genoten kan worden van het leven.
Als ik dan verder vraag ‘van wie is die weerstand?’, dan blijkt dit als regel de persoonlijkheid uit het voorafgaande leven te zijn. Ik probeer hen dan te laten voelen dat er ook een kracht was die wel wilde – de ziel. En dat deze kracht in feite het ware ik vertegenwoordigt. Op het moment dat ze dit inzien en voelen is de weerstand overwonnen.
Maar ook al is er geen weerstand, als de persoonlijkheid van een vorig leven in de tussenperiode de weg naar de ziel niet gevonden heeft, leeft hij in de huidige persoonlijkheid verder. Omdat deze persoonlijkheid de weg naar de ziel niet kon vinden, zal hij ook in het huidige leven het contact met de ziel belemmeren.

– De energieën van onze ouders, zowel in positieve als negatieve zin.

Onze ouders zijn op twee manieren belangrijk.
In de eerste plaats geven ze ons een voorbeeld voor de vrouwelijke en mannelijke energie. Op het nivo van onze ziel zijn het mannelijke en vrouwelijke één, maar zodra we afdalen naar de Aarde vind er een soort splitsing plaats. Onze ouders gaan daarbij een soort mal vormen, we vormen onze vrouwelijke energie meestal naar het beeld van de moeder, en de mannelijke energie naar het beeld van de vader. Is er veel disharmonie tussen de ouders, dan zal die disharmonie zich weerspiegelen in ons innerlijk.

In de tweede plaats worden we natuurlijk diep beïnvloed door de angsten en opvattingen van onze ouders.

Daarom is het belangrijk de ouders te leren begrijpen en liefhebben, wat er ook mee mis is. Ze leven in ons, energetisch gezien zijn ze een deel van ons; als we in strijd met hen verkeren, verkeren we ook in strijd met onszelf. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we het met hen eens moeten zijn. We staan in de juiste verhouding met hen als we beseffen dat we hun leraren zijn. Ieder kind schenkt zijn ouders iets nieuws.

– Ons lichaam en zijn genetische informatie

De invloed van het lichaam op de persoonlijkheid is enorm, het werkt altijd ten opzichte van de ziel als een beperkende factor: het grootste deel van de ziel wordt als het ware tegengehouden door het lichaam. Je bent in wezen veel meer dan je ooit in een lichaam kunt zijn. Het lichaam zorgt ervoor dat de ziel zich focust op een specifieke plaats en tijd, en van daaruit de werkelijkheid op een unieke manier beleeft. Het zorgt voor een sterk gevoel van ‘hier’ en ‘nu’.
Met name het zenuwstelsel van het lichaam is belangrijk, hoe rijker en complexer het zenuwstelsel is, des te beter kan de ziel zich manifesteren. Via het zenuwstelsel van een hond kan de ziel zich nooit zo compleet manifesteren als via het zenuwstelsel van een mens. Ook het geslacht is belangrijk. In een vrouwelijk lichaam is het makkelijker om in contact te staan met je vrouwelijke energie dan in een mannelijk lichaam.
Vraag je verder eens af wat het betekent voor iemand om geboren te worden in een lichaam dat misvormd is, of chronisch ziek.

– De energieën van de samenleving en cultuur waarin we opgroeien

We zijn allemaal een product van de tijd en de samenleving waarin we opgroeien. Als we bijvoorbeeld een boek lezen of muziek horen, dan kunnen we dat meestal onmiddellijk in een bepaalde tijd en cultuur plaatsen. Ieder tijdperk, iedere cultuur, heeft zijn eigen ideeën die als het ware in de lucht hangen en voor vanzelfsprekend worden aangenomen. Dat geldt natuurlijk ook voor de tijd waarin wij leven. Wij bekijken de wereld door de bril van de tijd waarin wij leven.

– De energie van de Aarde.

Wij zijn kinderen van de Aarde. De Aarde is onze moeder. En net als onze menselijke moeder diepe invloed op onze persoonlijkheid heeft, zo heeft de Aarde dat ook. Alleen, omdat ieder wezen op Aarde die invloed ondergaat, en omdat we meestal ontkennen dat de Aarde een levend wezen met een bewustzijn is, zien we dat niet.
Toch zit de Aarde in ons; juist astronauten die de Aarde verlaten hebben, worden zich diep bewust van hun band met de Aarde. Op latere leeftijd beginnen ze zich dan ook vaak in te zetten voor het lot van de Aarde.

– De energie van de mensheid

We zijn mensen. In mijn praktijk herinnert soms iemand zich een leven in een niet menselijke vorm, en meestal is het een schok om te ontdekken hoe anders dat is, hoe anders de wereld dan gezien en ervaren wordt.
Ook is de mensheid een eenheid, er gaat één groot groepsbewustzijn achter schuil. Wat door één mens ervaren en beseft wordt, raakt iedereen. Innerlijk zijn wij verbonden met al onze medemensen. Dit groepsbewustzijn heeft bepaalde kenmerken, wij allen delen deze kenmerken, het is wat ons typisch menselijk maakt.

Het innerlijk kind

Naast de bovengenoemde zaken is er nog een factor die een belangrijke bijdrage levert aan onze volwassen persoonlijkheid: het innerlijke kind.
Ieder volwassen mens is ooit kind geweest. Hoe belangrijk die kindertijd is blijkt wel uit de literatuur. De gevoelens en gebeurtenissen uit de jeugd zijn voor veel schrijvers een onuitputtelijke bron van inspiratie. In de uiterlijke wereld is het meisje of het jongetje dat we eens waren helemaal verdwenen. Het lichaam verandert voortdurend. Als ik naar een foto kijk van mezelf als kind dan zie ik een heel ander gezicht dan ik nu in de spiegel zie.
Maar in mijn binnenwereld is het anders: het jongetje dat ik was is daar nog steeds. Niet alleen via mijn herinneringen, ook de gevoelens, de manier van kijken naar de wereld – alles is er. In de uiterlijke fysieke wereld is het kind verdwenen; in mijn binnenwereld niet. Mijn binnenwereld is tijdloos, het kind dat in de uiterlijke wereld verdwenen is, leeft in mijn innerlijke wereld gewoon verder: dit is ons innerlijke kind.
Dit innerlijke kind is psychisch gezien de bron van onze levensvreugde; het vermogen om op een ongedwongen manier gelukkig in het leven te staan, aanwezig te zijn in het nu en te genieten van de dingen. Jammer genoeg hebben velen van ons nogal wat traumatische ervaringen in hun jeugd voor de kiezen gehad, vaak zonder daar zelf iets van te weten. Maar omdat in onze binnenwereld tijd niet bestaat, wordt alles wat je als kind als traumatisch ervaren hebt, door het innerlijke kind nog steeds als traumatisch ervaren. Veel mensen zitten dan ook met een beschadigd innerlijk kind zonder daar weet van te hebben, en hierdoor kan het innerlijke kind niet zijn natuurlijke functie vervullen.

Het goede nieuws is dat we ons innerlijke kind kunnen helen. De eerste stap is dan ook dat we ons bewust worden van alle trauma’s die dat kind heeft opgelopen. Er is natuurlijk enorm veel verbeterd met betrekking tot de opvoeding van kinderen, maar zeker de ouderen onder ons zijn opgegroeid in een wereld waarin kinderen opvoedingsobjecten waren; de eigen identiteit werd niet serieus genomen. Misschien vind jij het als volwassene heel normaal en belangrijk dat een kind naar school gaat, maar vindt het kind in jou het heel traumatisch dat het in een gebouw moet zitten zonder dat het iets misdaan heeft. Om te voelen hoe wij als kind de dingen ervaren hebben, moeten we bereid zijn onze volwassen bril af te zetten, om helemaal naar dat innerlijke kind toe te gaan. Wij als volwassene kunnen het gedrag van onze ouders vaak helemaal begrijpen en vergeven – maar het kind in ons?
Mijn ervaring is dat het eerlijk en onbevangen kijken naar het eigen innerlijk kind al een enorm helend effect heeft. Het kind voelt zich gezien, serieus genomen, het krijgt het gevoel dat het mag zijn, dat het zichzelf mag zijn. Zo ontstaat er ruimte voor genezing.

Bewustzijn

Als ik het begin van ons fysieke leven beschrijf als een straal licht van onze ziel die de Aarde aanraakt, beschrijf ik dat als een gebeurtenis van buitenaf. Van binnenuit gezien is het een verandering van bewustzijn.

Maar bewustzijn, wat is dat?
Het is een begrip dat heel moeilijk – eigenlijk niet – te definiëren is. De reden is dat bewustzijn aan de basis van alles ligt; alles wat we denken, wat we doen, wat we zijn is gebaseerd op bewustzijn. Als we geen bewustzijn meer hebben is er in ons niets meer. Wetenschapsmensen vergeten vaak dat ook al onze wetenschappelijke kennis is gebaseerd op bewustzijn.
Aan de ene kant weten ze dat volgens de kwantummechanica elementaire deeltjes pas werkelijk tot bestaan komen als ze worden waargenomen, en voor een waarneming is bewustzijn nodig. Aan de andere kant zien ze bewustzijn als een product van diezelfde materie.
Bewustzijn is het grote raadsel, zonder bewustzijn – niets.
Toch wil ik het proberen dit begrip te omschrijven.

Als ik naar binnen ga dan is daar een verzameling ervaringen: kleuren, geluiden, gevoelens, gedachtes etc. Zonder bewustzijn zou ik die ervaringen niet hebben, ik zie bewustzijn dus in de eerste plaats als iets dat die ervaringen mogelijk maakt: een innerlijke ruimte waarin ervaringen plaats kunnen vinden.
Maar dat is niet alles: al die ervaringen in mijn hoofd zijn met elkaar verbonden. Als ik met iemand aan het praten ben dan zie ik die persoon en ik hoor die persoon. De visuele en de auditieve ervaringen worden in mij op de een of andere manier met elkaar verbonden en vormen met andere ervaringen de persoon die ik voor me zie en waar ik mee praat.
Bewustzijn is dus datgene wat al onze ervaringen mogelijk maakt, en tot een eenheid vormt. Het is het punt in mij waar dingen samenkomen.

Tevens is mijn bewustzijn in staat zich ergens op te focussen: ik kan bijvoorbeeld helemaal opgaan in mijn werk, in een film die ik zie, of als ik aan het mediteren ben in een deel van mijn lichaam, mijn hand bijvoorbeeld. Soms kan mijn bewustzijn zelfs helemaal mijn lichaam uit gaan. Als ik aan het wandelen ben drijven mijn gedachten vaak ver af. Als een auto dan onverwachts hard toetert ben ik met een schok weer terug.
Dit vermogen om me ergens op te focussen kan een nog extremere vorm aannemen. De focus kan soms zo intens worden dat ik me ergens mee ga identificeren: ik val er mee samen en denk dat ik het bèn. We gaan dan ergens helemaal in op.
Wat wij een incarnatie noemen, is vanuit de ziel bezien een moment waarop het bewustzijn zich gaat identificeren met een aardse persoonlijkheid. Het denkt dat het die persoon ís en dat er niets buiten is.

Vrijwel alle problemen in het leven ontstaan omdat we ons te sterk identificeren met iets dat we niet werkelijk zijn. Op het moment dat we er voor kiezen om ons te identificeren met wie we werkelijk zijn – onze ziel – ontdekken we dat het schijnproblemen zijn.
Dit vermogen om je ergens mee te identificeren is een eigenschap van ons bewustzijn.
En als ik mezelf ga identificeren met mijn aardse persoonlijkheid ontstaat het ego.

Ego

Wat is het ego? Als we zeggen dat iemand een groot ego heeft dan bedoelen we meestal dat die persoon zichzelf erg belangrijk vindt, te belangrijk, en dat bepaald niet verbergt. Vooral dat laatste ergert ons. Dat iemand zichzelf belangrijk vindt, oké, maar dat ook nog nadrukkelijk laten zien dat mag niet. Er is natuurlijk iets paradoxaals in die houding; als iemand zichzelf heel belangrijk vindt, vindt hij ons blijkbaar niet zo belangrijk – en dat kwetst ons ego. Want wij vinden onszelf toch ook heel belangrijk, alleen zijn we zo beschaafd om dat te verbergen. Zo hoort dat. Je hoort nu eenmaal aan anderen te denken, jezelf centraal stellen mag niet. Bescheiden blijven is het motto. Maar iemand die zich daar niets van aantrekt, zijn we daar ook niet een beetje jaloers op? Jaloezie is echter ook iets van het ego. Met andere woorden: we hebben allemaal een ego. Als we werkelijk ego-loos zouden zijn, zouden we ons ook niet ergeren aan het ego van een ander.

Maar wat is het ego dan precies? Het ego is geen ding maar een maat. Zoals gezegd is ons bewustzijn in staat zich ergens op te focussen. Spiritueel gezien is geboren worden een verschuiving van het focus van het bewustzijn van de ziel naar de aardse persoonlijkheid. En in sommige gevallen is die verschuiving zo radicaal dat het bewustzijn gaat denken dat die aarde persoonlijkheid alles is wat er is. De persoonlijkheid – het ik – wordt dan ontzettend belangrijk. Dit noemen we dan een groot ego. Wat is dus het ego? Het ego is de mate waarin het bewustzijn zich identificeert met de aardse persoonlijkheid.

Tot slot: liefde

Waarom doen we dit? Waarom incarneren we als mens en verliezen we onszelf helemaal in een aardse persoonlijkheid? Waarom verlaten we de sfeer van licht en liefde en gaan op in de aardse dualiteit?
Het diepste antwoord op deze vraag is liefde.
Uit liefde treden we een gebied binnen waar nog geen liefde is; het uiteindelijk doel daarvan is om ook daar licht en liefde te brengen. Deze sprong in het duister is uiteindelijk een daad van liefde.
Als we daar zijn aanbeland gaan we ons eerst helemaal identificeren met één bepaalde persoonlijkheid. Het universum wordt op één unieke manier ervaren, er is geen plaats voor een andere visie. De wereld wordt gezien door de bril van de dualiteit: wij staan tegenover de anderen.
Maar daarna begint geleidelijk aan de evolutie van het bewustzijn, de ziel wordt weer herinnerd, de dualiteit overstegen. Nieuwe ideeën ontstaan: heb je vijanden lief; respecteer mensen met een ander geloof; de natuur is mooi en de mens is een deel van die natuur.
Uiteindelijk ontstaat er volledig begrip, onvoorwaardelijke liefde voor jou, voor de mens die je nu bent  – en van daaruit voor de wereld om je heen. Na vele levens is het doel bereikt: het duistere gebied begint zich nu te vullen met licht en liefde: de tranen worden gewist.

Liefde is dan ook het laatste deel van de menselijke persoonlijkheid dat ik wil noemen. Zowel in de natuurwetenschappen als de psychologie worden de oorzaken van dingen vaak op een mechanische manier geduid. Echter, alles wat bestaat is uiteindelijk geschapen vanuit liefde. Liefde is de verbinding tussen het ene en het vele, tussen de mens en zijn ziel.
En die oorspronkelijke liefde is ook als een innerlijke bron in ons aanwezig. We zijn pas compleet als mens als we ons daarvan bewust zijn.

© Gerrit Gielen